Foto van de week 30 mei - 5 juni 2022
- lettergrootte lettergrootte verkleinen Lettergrootte verkleinen
OUDE KIEKJES UIT HET FAMILIEARCHIEF ELDERINK AFL.18
door Eric Ooink Faceboekpagina Oud-Haaksbergen 2022-02-06
·
Moeder en dochters Elderink aan de thee op ‘t Nijenhuis
Omstreeks 1900 zitten moeder Kaatje Elderink-Blijdenstein en haar dochters aan de thee op hun buitenverblijf ’t Nijenhuis aan de Zendvelderweg in Buurse. Ook de voetenbankjes mochten mee naar buiten. Bij de foto staat geschreven “moeder en dochters Elderink op ’t Nijenhuis”, maar of de jongedames ook alle vier dochters van Kaatje zijn betwijfel ik. De dame uiterst link lijkt me eerder een ‘vriendin’. Zo niet dan zou zij of de staande dame Cato moeten zijn. Op het Nijenhuis was in de tweede helft van de 19e eeuw een jacht-of herenkamer (waranda) opgericht, die aan de zijkant van het woongedeelte van de boerderij werd gebouwd. Hier konden de Elderinks tot rust komen en brachten ze vele vrijetijdsuren door. Bij mooi weer werd de tijd buiten doorgebracht. In het boerderijgedeelte woonde en werkte de pachter en dat was rond 1900 de familie Ter Huurne-ter Huurne (Tuten), een gewone boerenfamilie. Stel je het contrast eens voor. Aan de ene kant van de boerderij zit de familie van de eigenaar bij de warande buiten ‘thee te drinken’. Aan de andere kant werd hard gewerkt om de boerderij en het gezin draaiende te houden en hadden ze geen tijd voor ‘thee’.
De familie van Kaatje Blijdenstein
Catharina (Kaatje) Blijdenstein werd in de stad Enschede geboren op 31 augustus 1838. Ze was de dochter van Jan Bernard Blijdenstein (1805-1852) en Julia Stroink. Haar vader was textielfabrikant en firmant van de firma Blijdenstein & Co, vanaf 1835 tot zijn overlijden. Daarnaast was hij vanaf 1842 voorzitter van de Kamer van Koophandel in Enschede. Hij huwde in 1833 te Enschede met Julia Stroink (1814-1895), dochter van fabrikant Willem Stroink en Judith Paschen. Julia’s zuster Geertruid was gehuwd met Jan Jordaan (1816-1883) uit Haaksbergen, die in Enschede woonde en directeur was van de katoenspinnerij ‘De Grote Stoom’ en vanaf 1864 directeur van de firma Jordaan & Co te Gronau. Jan Bernard Blijdenstein en Julia Stroink woonden in de stad en vanaf 1855 in villa De Bank aan de Gronauschenweg (Blijdensteinpark).
Zij kregen zeven kinderen:
Benjamin Willem (Beij) Blijdenstein (1834-1892). Fabrikant en lid firma Blijdenstein & Co. Beij huwde 24 mei 1861 met Geertruida Julia (Trui) Blenken, dochter van de kam- en rietmaker Hendrik Blenken. Hun dochter is de overgrootmoeder van de acteur Diederik Ebbinge.
Julia Blijdenstein (1836-1867). Zij huwde 24 mei 1861 met Gerrit Jan (Jan) van Heek, vanaf 1859 firmant van Van Heek & Co. Werd in 1895 eigenaar van het Lankheet en het Assinkbos.
Catharina (Kaatje) Blijdenstein (1838-1908). Zie onder het volgende kopje.
Willem Joan (Willem) Blijdenstein (1839-1921). Textielfabrikant, lid firma Blijdenstein & Co. en mede-oprichter van N.V. Katoenspinnerij Bamshoeve. Willem huwde 24 mei 1861 met Julia Johanna (Ju) Blenken, een zusje van Trui Blijdenstein-Blenken. Willem en Ju woonden aan de Oldenzaalschestraat, waar ooit de fabriek en woning van de familie Blenken stonden. De zomerdag brachten ze door op Huize de Hegeboer. Willem was ook eigenaar van landgoed Bekspring in De Lutte. Door het uitsterven in mannelijke lijn van de familie Blenken kreeg een kleinzoon van de Willem en Ju Blijdenstein bij KB in 1925 de toevoeging Blenken aan zijn familienaam. Hierdoor ontstond de tak Blenken Blijdenstein. Deze tak is momenteel eigenaar van landgoed De Bekspring in De Lutte, maar sinds 2016 ook van Landgoed De Horste (de Koepel) aan de Schansweg in Haaksbegen-Honesch.
Herman Gijsbert (Herman) Blijdenstein (1841-1906). Ook hij werd fabrikant bij Blijdenstein & Co. en was gemeenteraadslid van Enschede. Hij huwde in 1871 met de Rotterdamse Emerentia Johanna (Emma) Ebeling.
Jan Bernard (Jan) Blijdenstein (1844-1877). Fabrikant. Lid van de firma H. Blenken. Hij zette onder de firmanaam "H. Blenken" de in Enschede sinds lang bestaande kam- & rietmakerij voort en was enig firmant in deze zaak, die na zijn overlijden door zijn weduwe werd voortgezet. Jan huwde in 1870 met Maria Christina Helena (Marie) Ebeling, zuster van Emma Blijdenstein-Ebeling. De vader van de zusjes droeg de familienaam Deutz Ebeling. Hij was een zoon van Anton F. Ebeling en Maria C.H. Deutz. Kennelijk was ook de familie Deutz in mannelijke lijn uitgestorven.
Hermina Wilhelmina (Mina) Blijdenstein (1846-1910). Mina huwde in 1866 met de fabrikant Jan Scholten uit Enschede.
Alle zonen Blijdenstein werden dus fabrikant en ook de drie dochters huwden elk met een telg van een bekende textielfabrikantenfamilie.
Opvallend is dat de vier oudste kinderen Blijdenstein: Beij, Julia, Kaatje en Willem op dezelfde dag in Enschede huwden, namelijk op 24 mei 1861. Kennelijk leverde dat korting op bij de Burgerlijke Stand van de toenmalige gemeente. Het zal die dag een groot bruiloftsfeest zijn geweest.
Gezin Elderink-Blijdenstein
Kaatje Blijdenstein huwde dus ook op 24 mei 1861. Haar uitverkorene was Hermannus (Herman) Elderink (1830-1918) alias Korhoonder-Elderink, een bijnaam waar ik in een volgende aflevering op terug kom. Herman en Kaatje kregen zeven kinderen. Twee kinderen overleden jong: Jan Bernard (geb. en overl. 1864) en Hermina (1873-1876). Volwassen werden: Engelbert (1863-1943), Julia (Juultje of Ju) Elderink (1865-1942), Margaretha (Grietje) Elderink (1867-1942), Johanna Aleida (Nannie of Nans) Elderink (1869-1956) en Catharina (Cato, Toos) Elderink (1871-1941), de schrijfster/dichteres. Alle kinderen zouden ongehuwd blijven.
Broze gezondheid
Kaatje Elderink-Blijdenstein had een broze gezondheid, dat zich vooral uitte na het overlijden van haar jongste kind in mei 1875. Vanaf juni dat jaar is ze voor een borstkwaal, heesheid en hoesten in behandeling bij de Dr. Rohden. Ze krijgt het advies rust te houden en naar het kuuroord Bad Lippspringe af te reizen. Deze stad ligt in de Duits deelstaat Noordrijn-Westfalen in de Kreis Paderborn. Ook tegenwoordig wordt deze stad, “een geneeskrachtig kuuroord aan de zuidrand van het Teutoburgerwoud” aanbevolen om “even helemaal tot rust te komen en uw gezondheid een boost te geven”. Volgens de nagelaten brieven van de familie Elderink zou Kaatje er tussen 1875 en 1880 jaarlijks verblijven. Ze verbleef er al die jaren voor minimaal drie weken tot een maand en logeerde al die keren in Hotel Wegener.
1875: van 22 juni tot 29 juli;1876: van 3 tot 30 juni; 1877: van 8 tot 27 juni; 1878: van begin juni tot na 21 juni; 1879: van omstreeks 20 juni tot 8 juli; 1880: van 10 juni tot 25 juni.
Ze werd al die jaren weggebracht door haar man. In de weken dat ze in de Duitse badplaats was werden er veel brieven geschreven met gezins- en familieleden. Een brief die vanuit Enschede ’s morgens met de trein mee kon was dezelfde avond nog in Lippspringe. Ook andere leden van de Blijdenstein familie zijn wel eens voor behandeling in Lippspringe geweest, soms gelijktijdig met Kaatje. Haar man Herman bezocht haar in die jaren in Lippspringe meestal voor 1 of 2 dagen en nam dan meestal enkele kinderen mee. Het reizen vond plaats per trein, van Enschede naar Paderborn. De reis duurde ongeveer 5,5 tot 6,5 uur. Hotel Wegener haalde de gasten tegen betaling met paard en wagen af van het station. De terugreis aanvaarde Kaatje, meestal met een familielid, waarna Herman of een familielid haar in Enschede van het station haalde. Eenmaal ging ook Hermans vader Engelbert Elderink (1798-1889) mee op reis naar Lippspringe. Dat was op vrijdag 8 juni 1877 toen Kaatje door haar man en schoonvader naar de Duitse badplaats werd gebracht. Op maandag 11 juni aanvaarden Herman en zijn vader de terugreis naar Enschede. Herman schreef over deze treinreis: “Vader heeft zulk een plezier van de reis gehad en is er zoo vlug op geworden dat het liefverbrei is.”
Kaatje Elderink-Blijdenstein overleed in Enschede op 28 februari 1908. Haar man overleefde haar nog ruim 10 jaar.
Bronnen:
-Het geslacht Blijdenstein; familieboek samengesteld door Cato Elderink in 1926.
-Gröneveld, G.J., Overzicht van de nagelaten papieren familie Elderink in het Van Deinse Instituut (nu Oudheidkamer Twente) (Enschede 2002);