SITE DOORZOEKEN MET GOOGLE SEARCH

2022 Foto's

Foto van de week 7 - 13 maart 2022

OUDE KIEKJES UIT HET FAMILIEARCHIEF ELDERINK AFL. 6
door Eric Ooink op Facebookpagina Oud Haaksbergen 330-10--2021

HERDERS EN HUN SCHAPEN AAN DE BUURSERBEEK (omstreeks 1900)

Het archief van de Elderinks bevat ook deze twee foto’s met drie herders, die hun kudde schapen langs de Buurserbeek laten grazen. De bovenste foto kent het opschrift: “Herders bij de Buurserbeek”, de onderste: “Schapen aan de Buurserbeek bij ’t Loakmös”. Bij de laatste foto is de exacte locatie waarschijnlijk het traject tussen de Harrevelder Schans en het erve Laakmors (Loakmos) van de familie Scholten, waar destijds nog behoorlijke stuifzandbulten lagen. De eerste foto is denk ik in Buurse genomen op het traject Koekoeksbrug-Rietbrug, dus in de omgeving van de Kievit. We moeten ons realiseren dat deze foto’s bijna 40 jaar voor de kanalisatie van de beek in 1936/37 zijn genomen. Ook na deze zogenaamde verbeteringswerken werden er in Buurse en Honesch zeker nog tot begin jaren 50 schapen gehoed langs de Buurserbeek.


De schapenhouderij, heidevelden en marken
Het houden van schapen is in Twente nooit algemeen geweest en dat geldt ook voor Haaksbergen. Alleen de marken Haaksbergen en Honesch en Buurse stonden schaapskudden toe op hun gemeenschappelijke heidevelden. De uitgestrekte heidevelden die Haaksbergen vroeger kende waren, op kleine stukjes na, eigendom van de marken. Deze hadden als belangrijkste taak het regelen van het beheer van deze zogenaamde markegronden. De totale hoeveelheid markegrond besloeg in de 19e eeuw zo’n 7000 ha, zeg maar 67% van het grondgebied van de gemeente Haaksbergen. De velden met heide werden net als de venen en vennen tot de ‘woeste gronden’ gerekend, een term die de lading overigens niet helemaal dekt. De markegronden waren al die eeuwen namelijk onmisbaar voor het toen heersende landbouwsysteem, waarbij een duurzame vorm van evenwicht tussen exploitatie en grondgebruik bestond. Heidevelden waren broodnodig voor de exploitatie van het boerenbedrijf. Naast de levering van voedsel voor het vee (koeien en schapen) werden de heidevelden ook gebruikt om heideplaggen, zogenaamde schollen, te steken. Deze werden als ‘vloerbedekking’ gebruikt in de potstal en in het voorjaar samen met de mest op het land gebracht om de akkers van voedingsstoffen te voorzien. Hierdoor zijn uiteindelijk de kenmerkende essen ontstaan.
De marken hielden halverwege de 19e eeuw op te bestaan. De gronden, die tot dan toe gemeenschappelijk werden gebruikt, werden verdeeld onder de rechthebbenden. Met de komst van de kunstmest, in de tweede helft van de 19e eeuw, konden de uitgebreide heidevelden en venen worden ontgonnen, ten behoeve van de landbouw of voor bosaanplant. Pas in 1909 was de verdeling van de marke Honesch, als laatste in Twente, afgerond. De locatie van de tweede foto (bij ’t Loakmos) ligt in Honesch en is dus genomen toen de marke nog actief was.

Meer schapen dan koeien
De schapen leverden niet alleen vlees en wol, maar waren om hun zeer voedselrijke mest ook belangrijke producenten van natuurlijke meststof op de essen. Veetellingen geven aan dat de boeren in Buurse in de 18e en 19e eeuw meer schapen dan koeien hadden. De volgewaarde erven (erven met het volledige stemrecht in de marke) mochten kuddes van maximaal 100 stuks schapen houden, volgens het oude recht, zoals dit vermeld staat in het markeboek van Buurse. De boeren op de volgewaarde erven Steenberg en Haarmölle bezaten eind 18e eeuw de meeste schapen, respectievelijk 98 en 93 stuks. In Buurse werd als schapenras het kleine langstaartige of heideschaap gehouden.

 


Einde schapenhouderij
Vanaf het begin van de 20e eeuw nam het aantal schapen sterk af. Een belangrijke oorzaak was de verdeling en ontginning van de markegronden, waardoor de grote heidevelden verdwenen. De tweede reden was de uitvinding van de kunstmest. Een van de belangrijkste redenen om schapen te houden was de mest geweest en die noodzaak was weggevallen. Alleen in tijden van nood, zoals in de Eerste en Tweede Wereldoorlog nam de hoeveelheid schapen weer iets toe. Deze keer om de grondstoffen van de textiel te vervangen. Voor het hoeden van schapen was na 1900 steeds minder woeste grond (heide en veen) beschikbaar. De weilanden die daarvoor in de plaats waren gekomen waren hard nodig voor de rundveehouderij. De oevers van de Buurserbeek en het Haaksbergerveen boden uitkomst voor de laatste schepers of herders van Haaksbergen.

De laatste schepers van Haaksbergen
In 1953 borg Jan Bos (1886-1959) van erve Horstink (Klaashuisstraat) als laatste scheper van Haaksbergen zijn herdersstaf voorgoed op. Naar aanleiding hiervan werd hij geïnterviewd en somde hij alle schepers op die omstreeks 1920 in de gemeente Haaksbergen nog actief waren.
Honesch
Gerrit Jan (Jan) Bos en zijn broer Berend Jan (1889-1946) van het erve Horstink. Zij hadden in de gloriejaren zo’n 120 schapen; op het laatst waren dat er 90.
Berend Jan te Wieriker alias Aolbers-Berend (1855-1933). Deze was landbouwer op het erve Aolbersboer aan de Smitterijweg en staat tevens bekend als de laatste markerichter van Honesch.
Jannes Koenderink alias Koenderink Jaan (1871-1950) van Koenderink op ’n Hazen aan de Enschedesestraat (nu de dames Laarman).
Gerrit Jan Scholten (1857-1939) op het erve Laakmors (Loakmös) aan de Buurserstraat. Hij werd geassisteerd door zijn ongehuwde broer Hendrikus alias Loakmos Dieks (1861-1936).
Hendrik Jan Nijhuis (1871-1950) van ‘op den Vens’ (of Vennendieksman) in het veen (Onlandsweg).
Johannes Bernardus Onland, alias Roossink-Jans (1857-1941) van de bekende schaapsschuur aan de Rosinkweg.
Bekkers van het erve de Jöasker (Hasseltweg 35).

Buurse
Jan Hendrik Scholten (1859-1936) op erve Steenberg in Buurse. Toen hij ouder werd nam zijn zoon Herman diens taak over. Herman Scholten (1898-1997) alias ‘’n Scheper van Steenbarg’ vertelde hier in januari 1990 het volgende over: “Ik ben nog jaren schaapherder geweest. Nog heel goed herinner ik me de tijd dat je met ongeveer 160 lammeren, bestemd voor de slacht, dwars door Enschede ging. De politie zorgde dan dat de weg vrij bleef”. Zijn broer Johan Scholten (1899-1995) vulde aan: “Ook werd de kudde vaak via Hengevelde, waar we bij Assink overnachtten, naar Deventer gebracht. Lopend! En dan had je een ries (noem het maar een zweepje) bij je om de schapen langs de tol te brengen, zodat de gemeente-grensbewaarder niet in staat was de schapen te tellen. Dat scheelde in de belasting. In twee dagen bracht je zo’n kudde naar Deventer.”

Brammelo
Hendrik Jan Overbeek (1854-1936) van het erve Kamers, Rietmolenweg 48.
Hermannus (Mans) te Riet (1853-1935) van het erve Homölle, Diepenheimseweg 32.

Bronnen:
-Artikel ‘Schaapskotten in Buurse’ door Kees van Rijn.
-Interview mevrouw Overbeeke-Scholten (1919-2009).
-familieboek Bos, eigen boerderijonderzoek en krantenartikelen.
-krantenartikelen TCTubantia 10-8-2020 en Haaksberger Koerier 2-1-1990, Tubantia 1953.

Laatst aangepast opzondag, 12 March 2023 20:45