Vuurstedengeld
- lettergrootte lettergrootte verkleinen Lettergrootte verkleinen
Vuurstedenboekjes in het Historisch Centrum Haaksbergen
Vuurstedengeld_1675
Vuurstedengeld_1682-I
Vuurstedengeld_1682-II
Vuurstedengeld_1682-IIa
Vuurstedengeld_1752
In 1598 besloten de Staten van Overijssel belasting te heffen op vuursteden (stookplaatsen).
Hierbij ging het om een soort onroerend goed belasting voor bewoners van huizen; het ging dan 0m de huurder, niet om de eigenaaren indien deze elders woonde. Het te betalen bedrag werd bepaald aan de hand van het aantal stookplaatsen in huis, zoals ovens en haarden. Iedere stookplaats werd aanvankelijk met 7 stuivers belast. Sinds 1628 werd dat 20 stuivers, 10 voor de eigenaar en 10 voor de huurder.
De belasting is naderhand verzwaard, want in het laatst van de 17e eeuw moest drie, en soms vier gulden worden betaald. Bovendien werden van tijd tot tijd verhogingen of opgelden geheven. Vrijdom van het schoorsteengeld genoot men terzake van pastoriën, kerkgebouwen e.d.; wanneer in een perceel "constabels", ruiters, soldaten of "appoincté's" waren gevestigd of een huis langen tijd had leeg gestaan, kon slechts een gedeelte van het schoorsteengeld worden ingevorderd, nl. dat van de eigenaar. Verkeerde een boedel bij 'paupers' in desolate toestand, dan werd door de Staten vaak besloten de belastingplicht "af te schrijven". De verantwoording van deze afschrijvingen en vrijstellingen geschiedde in het Register van afschrijvingen van het vuurstedengeld. Het schijnt een kwestie van plaatselijk gebruik te zijn geweest of men dit middel schoorsteen- dan wel vuurstedengeld noemde. (zie voor bronbeschrijving: Historische Centrum Overijssel, webpagina klik hier.
Overzichtelijke lijst met heffingen in Overijssel in vroeger eeuwen: Canon van Nederland, Denekamp
Op deze website een handig overzicht van schattingen, verpondingen, paarden- en vuurstedengelden, hoofdgelden, zoutgelden, enquotisaties.